Suinarda

Oud-leerlingen en -leerkrachten DBZ

Articles

FRANS BOENDERS OVER DON BOSCO ALS ONDERWIJSVERNIEUWER door HERVÉ CLAEYS

Links Frans Boenders in gesprek met rechts Hervé Claeys, dbz LGb 1967, bestuurs- en redactielid Suinarda. Dat een man met overzicht, een uomo universale als Frans Boenders, cultureel-filosofisch (ex-)VRT-hoofd, don Bosco prijst als één der grootste onderwijsvernieuwers, moet toch iets betekenen.

FRANS BOENDERS
OVER HET BELANG VAN DON BOSCO ALS ONDERWIJSVERNIEUWER
Door HERVÉ CLAEYS
Op 13 juni 2015 had ons bestuurslid Hervé Claeys, die eveneens voorzitter van de Schoolraad van het Don Boscocollege van Zwijnaarde is, een aangenaam gesprek met Frans Boenders, erevoorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, gevestigd in het Paleis der Academiën, Brussel. Hij was ruim dertig jaar lang radio- en televisieproducer bij de openbare omroep, vooral Radio 3, tegenwoordig Klara, en is werkzaam als essayist, voordrachtgever, kunstcriticus en dichter. Hier volgt de neerslag van het gesprek: “DON BOSCO WAS EEN REVOLUTIONAIR VERNIEUWER VAN HET ONDERWIJS, ZOWEL QUA DOELGROEP ALS METHODE
Frans Boenders: “Als ik voorbijga aan China en zijn indrukwekkende maatschappij- en onderwijsdenker Confucius, dan zie ik in de moderne en hedendaagse Europese geschiedenis vier grote vernieuwers van ons onderwijs: Ignatius van Loyola, Don Bosco, Montessori en Steiner.”
Nadat het onderwijs in de middeleeuwen zo goed als uitsluitend plaats vond in de kloosters van de religieuze orden, richtte in de zestiende eeuw de stichter van de Jezuiëtenorde IGNATIUS VAN LOYOLA zich in zijn onderwijsvorming vooral tot de maatschappelijke elites opdat deze, dankzij de leidinggevende plaatsen die ze na hun opvoeding zouden bekleden, hun kennis en inzichten aan de gehele bevolking zouden overdragen.
Dat geschiedde in de tijdgeest van het humanisme dat, naast grote aandacht voor wis-, genees- en natuurkunde, vooral mikte op de overdracht van de Klassieken – Latijn, Grieks en Hebreeuws: bij ons bv. in het Collegium Trilingue te Leuven. In de interpretatie van Ignatius moest een brede maar strikt katholieke vorming van de beste geesten de opmars van de succesrijke protestantse levensvormen stuiten om, geheel conform de contrareformatorische strategie, het katholieke bewustzijn nieuw en vooral trots leven in te blazen. De technieken uit de Grieks-Romeinse retorica of argumentatieleer dienden ketterse ideeën als vals te ontmaskeren. De artistieke, barokke luister van de roomse Kerk moest het volk emotioneel overrompelen.
De betere jezuïeten benadrukten evenwel ook het belang van de scepsis. De intellectueel moest zichzelf onderwerpen aan een serieuze twijfel inzake oude en nieuwe wetenschappelijke theorieën en maatschappelijke stelsels – vooraleer hij in staat zou zijn met hartstocht, als een ‘soldaat van Christus’ de geloofswaarheden te propageren. Geen wonder dat de wiskundige en wijsgeer Descartes, die zijn denken precies grondde op de systematische twijfel, zijn vorming genoot aan het jezuïetencollege van La Flèche. Zoals vele jezuïetenleerlingen na hem stond ook Descartes sceptisch ten aanzien van Ignatius’ systeem, waarvan hij terzelfder tijd het geniale gehalte inzag. Loyola, een voormalig legerofficier, stimuleerde zijn confraters om allereerst wetenschappelijk beslagen ten ijs te komen. Daartoe moest de jonge jezuïet, samen met zijn filosofische en theologische opleiding, excelleren in ten minste één wetenschappelijke discipline, om aldus het nodige intellectuele gezag af te kunnen dwingen. De argumentatie bij discussies beoefende hij als een soort theater waarin de affecten en emoties volop werden aangesproken.
Ignatius was zelf een mysticus, zij het niet van de softe soort, die uit eigen ervaring het grote belang van diepe gevoelens kende. In zijn Geestelijke Oefeningen ontwierp hij een krachtige visualisatiemethode die de beoefenaar de kans biedt zich heel concreet te identificeren met het leven, maar vooral met het lijden en de kruisdood van Christus, zijn goddelijke model. (De protestant Johann Sebastian Bach deed op zijn geniale manier muzikaal iets vergelijkbaars in zijn tot op vandaag ongeëvenaarde passiespelen; in de negentiende eeuw paste de grote jezuïet-dichter G.M. Hopkins de Ignatiaanse methode toe in zijn aangrijpende gedichten.) Het gaat er steeds om, diepe religieuze ervaringen aan de emoties vast te klinken.
De jezuïtische vorming opereert vanuit, en tendeert tegelijk naar, een wereldbeeld waarin alle onderdelen van het mens-zijn een harmonieus onderkomen vinden. Daarom legt ze de nadruk op de grote lijnen en hun onderlinge spanningen, veeleer dan op het aanleren van talrijke verbluffende kleine wetenswaardigheden onder het motto: multum sed non multa. Dat staat niet ver af van het typisch renaissance-ideaal, dat droomde van, en in enkele genieën dicht raakte aan, de uomo universale.
De tweede belangrijke vernieuwer in het onderwijs staat bekend als DON BOSCO, geboren in 1815, het jaar van Napoleons definitieve nederlaag. Als boerenzoon, die zijn vader vroeg verloren had en dus samen met moeder diende te zorgen voor het gezin, begon hij te leven en te werken onder de arbeiders van de arme buurten rond de industriestad Turijn.
Het was zijn bedoeling om de arbeidende klasse via het onderwijs op te tillen zodat de burgerij hen als beschaafde medemensen zou aanvaarden. Hiertoe leerde hij hen een beroep aan, en ook nieuwe technieken die tijdens de tweede industriële revolutie een grote ontwikkeling kenden. Een goed vakman diende volgens Don Bosco een combinatie van doen en denken te ontplooien. Als aalmoezenier van een jeugdgevangenis zette Bosco zich in voor de opvoeding van jonge boefjes, met wie hij ook ging sporten.
Nog voor de opkomst van het socialisme, en via de door hem opgerichte orde der salesianen, genoemd naar de zich om de armen bekommerende aristocraat François de Sales (1567-1622) – die hij zeer bewonderde (Sales was zelf ook in een jezuïetencollege gevormd) – bouwde Don Bosco zijn onderwijssysteem systematisch uit, met als doel de massa van de arbeiders zelfvertrouwen te geven en terug naar de kerk te brengen.
De erkenning van zijn werk door de paus betekende eveneens de aanzet voor een ernstige internationalisering van Bosco’s onderwijsactiviteiten, tot in Zuid-Amerika toe. Ook zijn onderwijsmethode, met name de revolutionaire visie dat leraars tussen hun leerlingen dienden te staan (en niet erboven), naast de nadruk die hij legde op een heilzame sportbeoefening, geldt als een waarachtige omwenteling – en dat in de negentiende eeuw!
Don Bosco is de scherpzinnige voorloper van het hedendaagse inzicht dat stelt dat lang niet iedereen een universitaire opleiding behoeft noch hoeft te ambiëren, en dat het aanleren en beheersen van een praktisch vak of een technische kunde tenminste even belangrijk zijn voor een evenwichtige maatschappij. DonBosco’s ideeën om niet alleen de maatschappelijke elite maar juist iedereen, en met name de grote massa van de arbeiders, te onderwijzen, en om de techniek en de handarbeid te herwaarderen, maken van hem een belangrijker educatief vernieuwer dan Ignatius van Loyola, die vooral bezeten was van een strijdend katholicisme – de roemruchte milites Christi! Allicht speelt hier ook Ignatius’ wat fanatieke Baskisch-Spaanse achtergrond een rol, terwijl de ‘rekkelijke’ Italiaanse mentaliteit van Don Bosco een andere religieuze beleving genereerde, die vooral bezield werd door de grootste deugd van de naastenliefde, in casu het daadwerkelijke mededogen met de minst bedeelde medemens. Loyola zet in op individuele, elitaire voortreffelijkheid. Don Bosco verbindt techniek met cognitie, en compassie met solidaire actie.
MARIA MONTESSORI (1870–1952) geldt ten tijde van de eeuwwisseling als een derde vernieuwer van het West-Europese onderwijs. Zij staat bekend als de protofeministe die de vaak nog maatschappelijk passieve, exclusief aan huis en gezin verknochte vrouw een actief rolmodel voorhield. Als arts verwierf ze wereldbekendheid dankzij haar gerichte behandeling van kinderen met psychische problemen. Daarnaast zette ze als pedagoge een geheel eigen onderwijssysteem op.
Voor haar moesten scholen en klassen een gezinsstructuur hebben: de school als groot gezin en de klas als klein gezin. Door deze benadering krijgt de opvoeding niet alleen cognitief (voor het hoofd) maar ook affectief (voor het hart) een belangrijke plaats. Ze legde bovendien de klemtoon op zelfhulp. Ideaal gezien moet de leerkracht de leerling aanleren zelf te leren – een verdere uitwerking van Don Bosco’s ideeëngoed. In haar praktijk kregen ook mentaal licht achtergebleven kinderen meer zelfvertrouwen. In België dragen de Vita et Pax scholen Montessori’s geest verder uit.
RUDOLF STEINER (1861–1925), sterker dan Montessori een fin-de-sièclefiguur, mag ook een vernieuwer van het onderwijs heten. Deze stichter van de antroposofie was een verwoed voorstander van homeopathie en van een biodynamische landbouw. Voorts hield hij zich onledig met esoterie, het bestuderen van mythen, vooral de Germaanse, en met architectuur. Wat die laatste activiteit betreft, blijft hij vooral de man van het Goetheanum, vandaag terug opgebouwd in Dornach, nabij Basel – Goethe gold als Steiners grote model.
Steinerscholen zijn ook in België nog te vinden, ze vereisen traditioneel een hechte samenwerking met de ouders en ze hechten veel belang aan de vrije ontwikkeling van de scheppende krachten in elk kind, ook en vooral via een praktijk van de diverse kunsten, zowel schilder- als dichtkunst, muziekuitvoeringen en toneelopvoeringen. Die brede aanpak is de toepassing van Steiners belangrijke idee dat het niet-rationele evenwaardig is aan het rationele. Uiteraard impliceert dit allereerst dat de verbeelding van het kind geprikkeld moet worden, zoals gezegd door een omgang met duizendjarige mythen zoals de Keltische. Steiner wilde het verstrekte onderwijs aanpassen aan de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Het lag in zijn bedoeling een onderwijssysteem uit te bouwen dat losstaat van elke overheidsbemoeiing. Wat dat laatste betreft, is het in België wel even anders gelopen!
Frans Boenders is geregeld samen met Mark Eyskens te zien in het programma ‘Mee met morgen’ op het tv-kanaal Cultuur 7.