Suinarda

Oud-leerlingen en -leerkrachten DBZ

Articles

Hugo De Backer, de moderne pater

Als “novice”-leraar die nog moest benoemd worden, keken we ex officio op naar de Salesianen, ha ja, waar konden we anders voorbeelden vinden? Meestal wezen de neuzen van de voorbeelden in dezelfde richting: volledige inzet bij de leerlingen, soberheid, gezag … al verschilde de praktijk toch soms van de leer. Er waren immers ook Salesianen die niet konden voetballen en zelfs helemaal geen sport deden met de leerlingen. En het gezag: dat moest gewonnen worden door bevestiging, al werd die soms wat hard uitgedrukt op de wang. En sober: goh, de Salesiaan rookte niet of zat niet aan de drank, laat staan op café. Maar wat koel stond in de frigo van de paters …

Deze lange inleiding is een captatio benevolentiae om het type Salesiaan dat Hugo De Backer was te kunnen positioneren. Zijn positie, een buitenbeentje, hij sprong eruit en was niet direct te vatten. Wij wisten niet wat te denken: konden wij wel een voorbeeld nemen aan deze als frivool gepercipieerde pater? Elegante voetballer, libero, niet te veel lopen, liever kijken en alleen ingrijpen waar nodig. Dat was ook zijn pedagogisch handelen: veel kunnen verdragen, maar als het over de grens ging, ‘zijn’ grens, toch toebijten, ‘knap’, met zijn gouden tand. Een ijzeren hand in een fluwelen handschoen, placht directeur Biesmans dat te noemen. Over de schreef en toch verteerd, het kon bij De Backer, getuige deze legendarische anecdote: hij ‘beledigde’ ooit de recalcitrante leerling Labath door te zeggen ‘Labath patat’, maar Labath antwoordde hem imiterend ‘Tjbakker kakker!’ Waarna een echte patat volgde, maar daarna zand erover.

Hugo moet ook een zeer verscheurd man geweest zijn: er ‘gaarne bij’, bij de vrienden-collega’s, bij Piens … en de collega’s tegelijk moeten controleren, op wacht staan rechtover het café Autostrade en noteren wie er frequenteerde … pater en leek, sociaal en anti-sociaal, dat was echter niet zijn enige verscheurdheid. Hij was een gentleman, altijd een tintje bruin, modieus gekleed, steevast de zonnebril. Dat voedde zijn reputatie goed te liggen bij de vrouwen. Ja, hij ging soms wat vaker met dezelfde(n) om, maar enig bewijs werd daarvan nooit geleverd. Toen het dan toch zo ver was dat hij uittrad, geen verrassing, kwam hij met een partner voor de dag die niemand ooit gezien had bij hem. Een verrassing binnen het verwachte.

Dikwijls heb ik mij afgevraagd als Hugo de mis opdroeg: meen je wat je zegt, kun je het brood breken als plaatsvervanger van God? Want duidelijk was het: hij had er moeite mee. Hij preekte, maar ook daar hield hij zich te vaak op de vlakte, omdat de rem opstond: kan ik wat ik zeg waarmaken? Luisterend dacht je: dit gaat niet diep genoeg, is dit gemeend? De verscheurde man: in dat toneelstuk, werkelijk het zijne, had hij ooit een van zijn vele hoofdrollen, dé hoofdrol moeten spelen, dat was stof voor hem. Hij kon en deed dat graag en goed: gestalte geven aan karaktermensen. Zijn Harpagon in ‘l Avare was legendarisch, ook fysisch. ’s Morgens nog 38°C koorts en géén stem, ’s avonds op de planken.

Voor mij belichaamde Hugo De Backer een gebalanceerde salesianiteit: met veel begrip voor de mens achter de leraar, voor de kleine geneugten des levens. Een ‘collegiale baas’. Daarvoor kwam hij ook dikwijls op bezoek bij collega’s en wist zo waar ‘de klepel hing’, hoe het klokje thuis tikte … misschien zag hij in het ‘ander milieu’ net dat waardoor hij de sprong uiteindelijk toch maakte. Hij kon vergelijken. Zijn ‘tweede leven’ hebben we niet meer van dicht meegemaakt, al kwam hij nog graag naar een reünie, wat niet evident voor hem moet geweest zijn. Misschien was hij er te vroeg, misschien hoorde hij thuis in een moderne, herbestemde kerk, herbestemd als locatie, maar vooral voor man én vrouw, en waar je zonder schuldbesef ook mag genieten.

JMS